donderdag 29 oktober 2009

Polis, polis – Of het verhaal van bureaucratie en nostalgie

Leven in Istanbul betekent dat je vroeg of laat op audiëntie komt bij de polis, de Turkse politie wel te verstaan. Om officieus een Istanbullu – inwoner van Istanbul - te worden, heb ik vernomen dat eerst je portemonnee ontvreemd dient te worden, voordat je tot de echte incrowd behoort. Dit liet ik dan maar gauw gebeuren zodat ik snel bij het lokale politiebureau van Kadiköy op bezoek kon komen. Vijf politieagenten hangen achter hun computer, en nummer 1 kijkt uiteindelijk op en vraagt wat we komen doen. Nadat we hem het verhaal vertellen van mijn ontvreemde portemonnee, verwijst hij ons door naar nummer 5. We gaan zitten en wanneer hij met tegenzin ons te woord staat, beseft hij dat hij een verslag zal moeten maken.

Ik herinner me de naam van de drukke straat waarop mijn portemonnee werd meegenomen, maar nummer 5 keek me niet begrijpend aan, nee van die straat heeft hij nog nooit gehoord. Nummer 4 begint zich nu ook vanachter zijn computer met ons te bemoeien, een buitenlandse dame, dat is toch wel interessant. Nummer 1 houdt zich ondertussen bezig met een jongentje dat is binnengebracht en naar horen zeggen 10.000 dollar heeft gestolen. Hij huilt tranen met tuiten en nummer 2 en 3 kijken geïrriteerd op vanachter hun pc en zakken dan weer verveeld onderuit in hun stoel. Na een half uur vraagt nummer 5 waarom ik in vredesnaam naar Turkije ben gekomen, ik kan toch veel beter naar Amerika gaan? Istanbul is vreselijk,en Kadiköy is toch wel de gevaarlijkste plek van Istanbul, niets voor een dame zoals ik. Ik vraag me stiekem af hoe het zou komen dan, dat Kadiköy zo gevaarlijk is, terwijl er toch zoveel politieagenten zijn …. 4 handtekeningen later stap ik opgelucht het politiebureau uit met een mooi rapportje in het Turks voor mijn verzekering als bewijs dat ik een Istanbullu ben.

Vervolgens werd het tijd voor mijn officiële inburgering in Istanbul, de verblijfsvergunning. Het grote politiebureau aan de andere kant van Istanbul is voor studenten, importbruiden en expats een soort onvermijdelijke nachtmerrie. Ik wist dat het lang zou gaan duren, dus ik had me goed voorbereid en mijn laptop meegenomen. In de acht uur die ik daar doorbracht, had ik bijna mijn gehele paper geschreven, mijn lunch en diner genuttigd en kennis gemaakt met mijn lotgenoten. Prachtig slanke hoogblonde dames vergezeld van stevige uitsmijters, vermoeide Chinese studenten en gesluierde Arabische dames zitten rij aan rij, met hun nummertje in hun hand. Nog maar 186 wachtenden voor u volgens het nummertje in mijn hand…

Onderdeel van mijn promotie in Istanbul is eerstejaars studenten onderwijzen in de wereldgeschiedenis. Met de snelheid van de nieuwe Istanbul-Ankara trein racen we door de geschiedenis heen; iedere week een nieuw tijdperk of een nieuwe beschaving. In mijn eerste week ging ik op van de zenuwen de klas binnen en keek gespannen naar mijn 35 jonge studenten. Ik was de dag ervoor er net achter gekomen wat ik hun eigenlijk moest gaan onderwijzen, dus mijn zenuwen waren niet ongegrond. Na vier weken lesgeven heb ik de smaak te pakken en langzaam maar zeker komen alle herinneringen boven van de geschiedenislessen die ik vroeger kreeg.

Ik besef me dat ik nu promoveer in het vakgebied waar ik eigenlijk nooit goed in was. Maar wanneer ik nu terugdenk aan de geschiedenislessen van meneer Pouw, dan denk ik met nostalgie terug aan de toen gevreesde tentamens die we hadden. Ik betrap mezelf erop dat ik het nu leuk vind om net als hij politieke karikaturen in de tentamens te verwerken, om zijn manier van antwoord geven ook aan mijn studenten door te geven. Naïef hoop ik dat mijn studenten het leuk vinden wat ik hun vertel. Toen we vorige week in 2 uur tijd de gehele Griekse beschaving bespraken, dacht ik aan onze docent Grieks. En aan hoe hij ons altijd enthousiast vertelde dat 4 uur per week, 5 jaar lang, niet genoeg was voor de prachtige cultuur en taal van de Grieken.

We spraken over de polis, de Griekse stadsstaat en tijdens het tweede uur van onze les legde ik uit dat het woord Hellenistisch van Hellas komt. “Hellas?” vraagt een student. Ja Hellas, het Griekse woord voor Griekenland. “Griekenland?” vraagt de student. Ja Griekenland, Yunanistan in het Turks. En ja, jeton düştü: het kwartje, ofwel het transportmuntje voor de bus, zeeboot, trein, tram, metro, ferry, tünel en finüküler was gevallen en onze reis zette zich voort.

zaterdag 24 oktober 2009

Eilanden van rust

Het leven in Istanbul bestaat uit het zoeken naar eilanden van rust tussen de 16 miljoen mensen die deze stad bevolken. Deze eilandjes vind je niet zomaar, daar moet je moeite voor doen. Er zijn twee manieren om deze rust te vinden. De eerste is tijdens je vrije dagen op onderzoek gaan in de stad en de geheime theetuinen, cafeetjes op de zesde of zevende verdieping van obscure gebouwen, en de onbeschrijflijke uitzichten ontdekken. De andere manier om deze rust te vinden is héél vroeg opstaan en genieten van rituelen. Rituelen van jezelf maar vooral ook die van anderen.

Iedere ochtend gaat mijn wekker vroeg af en geniet ik in het donker van mijn ontbijt en zet ik mijn balkondeur open. Op de zomerochtenden is de achterbuurman vaak al wakker en wandelt hij rond op zijn terras dat volgepropt is met schuurtjes, ijzer, vogelvoerbakjes en stoelen. Er hangt een lamp aan een lange kabel boven een tuintafel. Zou die lamp het echt doen?

Boven hem is soms de kunstenares al wakker en dan zie ik haar vanuit haar raam met kwasten in de weer. Het groepje katten schikt op wanneer ik hun roep. De buurman groet me en zijn hondje blaft naar de vogels die opvliegen vanuit de boom die door het dak van een van de gebouwen groeit. Dan wordt ook mijn andere buurman wakker. Ondanks dat ik hem nog nooit gezien heb, weet ik van zijn bestaan af doordat hij altijd op hetzelfde tijdstip met zijn rochelritueel begint. (Hé, mijn eiland verdwijnt uit het zicht!) De buurman met het hondje zet zijn jaren-60 muziek aan, ik haal de was van het balkon en sluit de deur.

Ik pak mijn tas in en loop naar de keuken om mijn ontbijtspullen op te ruimen. Daar haalt de winkelier aan de overkant net de paarse hekken van zijn ramen weg en veegt zijn stoepje aan. Hij rangschikt de keukenspullen en ik tel iedere ochtend de enorme gardes die staan uitgestald; nee, er is er nog geen een verkocht.
Ik stap de deur uit om mijn bus te halen die mij over de grootste snelweg naar de universiteit brengt. De winkelier op de benedenverdieping van mijn huis stalt ook zijn spullen uit nu. Ik weet dat hij vanavond wanneer ik terug kom ook alles weer netjes in zal pakken. Nadat hij twee maanden star voor zich uit heeft gestaard toen ik hem groette, heeft hij nu toch wel beseft dat ik blijf en zegt glimlachend goedemorgen terug als ik hem toewens dat het hem makkelijk af moge gaan: ‘kolay gelsin’.

Op straat is het stil en alleen een oude man komt voor zijn dagelijkse ontbijt met krantje bij de bakker. Hij gaat zitten en doet zijn bestelling net wanneer ik voorbij loop. De groenteman is zijn waar aan het uitpakken en schoonspuiten. Zelfs de grote supermarkt is nog niet open op dit tijdstip. Ik steek over en zie dat de straatverkoper zijn vaste plekje weer heeft gevonden en zijn batterijen, schoenveters, nagelschaartjes en sigaretten netjes tegen de pilaar plaatst. Waar zou hij de motivatie vandaan halen om iedere dag met zijn niet verkochte spulletjes van de dag ervoor weer klaar te staan voor voorbijgangers?

Hoewel ik altijd dacht dat Istanbul een grote chaos was, nu heb ik op de vroege ochtend ontdekt dat alle straatverkopers, zwervers, bedelaars, muzikanten, schoenpoetsers en simitçi’s (broodjes-verkopers) hun vaste plekje hebben en zelfs hun vaste klanten hebben. Ik stel me voor dat de simitçi’s nog vroeger dan ik opstaan en naar de verzamelplek van de simitçi’s komen, een sigaretje roken samen, hun broodjes uitzoeken en dan met hun gehuurde karretje elk hun eigen kant opgaan.
Ik loop langs de volgende bakker en daar ligt meneer zwerver zoals ik hem elke dag daar zie op de stoep te slapen. Het is inmiddels al wat drukker maar toch slaapt hij rustig door. Zijn hond is altijd in de buurt te vinden en slaapt in precies dezelfde houding vlak bij hem op de stoep. De bakker of voorbijgangers leggen soms een broodje of iets anders te eten naast hem neer. Als hij wakker wordt zal hij elke ochtend verrast zijn wat de vroege dag hem voor eten heeft gebracht. Ik wacht op de bus samen met mijn klasgenoten, en daar is ze al, de bedelaarster in haar roze vestje en ontbloot been. Ik vraag me af of zij ons ondertussen ook herkent.

We stappen in de bus en weten dat we nog een uur hebben om verder te slapen voordat we aankomen. Ik ga voorin zitten en geniet van de zon die langzaam opkomt en van het feit dat er nog geen file is. Als we op de universiteit aankomen loop ik naar mijn kantoor dat zich in een van de kolossale, strakke, grijze faculteitsgebouwen bevindt. Ondanks dat ik dit hok zonder ramen met tien mensen, en iets minder bureaus deel, is er nog niemand. Ik haal een ‘uzun espresso’ en ga naar buiten. Vanaf de heuvel waarop de gloednieuwe universiteit is gebouwd, kijk ik uit over de jonge bomen, het versgemaaide gras en het industriegebied onder mij. Door het dauw en tegen de zon in zie ik in de verte de zee en ik droom weg. Langzaam drijft mijn eiland van rust af wanneer de campus volstroomt met studenten. Mijn dag in Istanbul begint…