dinsdag 18 oktober 2011

Wereldreiziger I

Bijna vier maanden “vakantie” zorgden ervoor dat ik een hoop kon doen dit jaar. Zo was ik in Birmingham op een conferentie over kolonialisme, slavernij en het rijk. Als specialist in Osmaanse geschiedenis kun je nog al eens op vreemde plekken belanden, maar deze zomer bleek de keus tussen Tokyo en Birmingham al snel gemaakt, omdat het thema van de Tokyo-conferentie werkelijk alle mogelijke onderzoeksonderwerpen kon omvatten. In Birmingham bleek ik over globale historische sociologie te komen praten, altijd fijn om in een hokje geplaatst te worden, dan weet ik voortaan ook hoe ik mezelf moet promoten in de academische wereld.

Had ik vantevoren geweten wat een spannende stad Birmingham was, dan had ik misschien toch Tokyo gekozen. Het door de conferentie aanbevolen hotel in Birmingham deed me allereerst door het ongelooflijk strakke en klinische interieur aan een ziekenhuis denken, maar dan wel met een wegrestaurant-gevoel. Het onlangs gerenoveerde hotel was voorzien van honderden brand-deuren, liftdeuren en kamerdeuren die geopend werden met een voor iedere gast nagenoeg identiek ogend wit pasje. Alle gangen, acht verdiepingen, honderden hotelkamers, en kamerdeuren zagen er ook identiek uit. Ik was blij dat ik mijn kamernummer had onthouden want daarna werd je er nergens meer aan herinnerd.

Eenmaal op de eerste verdieping kreeg ik al de eerste “The Shining” visioenen. Ik stelde me zo de jongen op de driewieler voor, racend door de lange gangen van een leeg hotel. Aan elk detail was gedacht, mijn kamer, die eigenlijk nummer dertien had moeten zijn volgens normale telling, was nummer vijftien. De kamer zelf was werkelijk spierwit, er was geen enkel schilderij, deurknoppen, hendels, scherpe tafel- of bedranden, stoel of hanglamp waaraan de onbenullige of gewetensvolle reiziger zich al dan niet opzettelijk zou kunnen bezeren. Ook het raam was voor eigen veiligheid (volgens de notificatie) niet verder te openen dan een kleine kier, doordat er een raamslot op was geplaatst. De val vanaf de eerste verdieping was vast enorm. Zelfs de douchedeur had geen hendel maar een rond gat om je hand in te steken... De rare geluiden 's nachts hielpen niet mee voor mijn gemaksrust of het bedaren van mijn zenuwen voor de presentatie.

Birmingham zelf is een uiterst curieuze stad; deze voormalige industrie-stad staat vooral bekend om de zogehete Bullring: een enorm winkelcentrum, te midden van twee andere winkelcentra. Het verschil is dat deze een groot standbeeld van een stier heeft. Even voelde ik me thuis, er staat immers een vergelijkbare stier midden in de wijk Kadıköy in Istanbul. Ook daar gaat iedereen op de foto met de stier. Als we dan ook in het stadsmuseum rondlopen zien we al gauw een boek met foto's van de saaiste plekken ter wereld, en openen het op een willekeurige pagina: uiteraard zien we daar Birmingham en de Bullring zelf prominent in het midden staan. Geloof het of niet, maar Windows heeft een screensaver van hetzelfde architectonische monster-gebouw. Het andere winkelcentrum, the Mailbox, (ja, ik heb ze allemaal gezien) was nog futuristischer, aangezien de bovenste verdieping opende in een kanalennetwerk met Venetiaanse gondels die je naar je favoriete restaurant konden brengen. Je moet toch wat in Birmingham.

Na lid te zijn geworden van de lokale bibliotheek voor wat uurtjes internet en voorbereiding werd het al snel tijd om naar de conferentie te gaan. De conferentie vond plaats in een mooi Victoriaans gebouw. Ik moest presenteren in een klein amfitheater, dat me sterk deed denken aan de theaterzaal waarin Rembrandt's Anatomieles van Dokter Nicolaes Tulp plaatsvond (in mijn verbeelding dan). Deze zaal had echter ook een orgel. In de gang naar het amfitheater hingen portretten van de vorige bestuurders van het instituut, bijna allemaal in priestergewaad. De presentatie zelf verliep redelijk soepel. Het gemixte publiek kwam niet alleen voor mijn onderwerp over Ottomanen en Zuid-Afrika, maar ook voor de onderwerpen van mijn co-presentatoren: Chinese anthropologie en de VOC vanuit een Noors perspectief. We waren vast bij elkaar gezet omdat we in totaal geen ander thema pasten.

Na de conferentie was het al snel weer tijd om terug naar Londen te gaan. Helaas had ik er niet meer zo bij stil gestaan dat het Stansted vliegveld van 12 uur 's nachts tot 6 uur 's ochtends alleen bevolkt wordt door andere reizigers die geen hotel hebben geboekt. Alle reizigers azen op een lege stoel, om maar niet op de koude grond te hoeven liggen of zitten. De volgende keer moet ik toch de universiteit overtuigen van een ruimer budget voor zulke conferenties.